Kirchenmusik

Bert Blom over duitse opwekking „Laß dich hören“

nl_flagDit schrijven is een antwoord op een reaktie op een schrijven van Bert Blom van Ds. Baarlink, gereformeerd predikant te Veldhausen,Graafschap Bentheim. De „voorgeschiedenis“ van de in het duits opgestelde brief van Bert Blom en de daarop volgende reaktie van Ds. Baarlink is te lezen op: „Lass dich hören“  in der Kritik.

 

Reactie op het schrijven van Fritz Baarlink en Brigitte Moß. Ze gaan voorbij aan het feit dat ik schreef dat oranisten geen tegenstanders zijn van vernieuwing. Deze vernieuwing moet echter iets toevoegen aan het bestaande en wat het niveau betreft voldoen aan de eisen van een goed kerklied. En dit zowel op het terrein van de tekst als de melodie. Hieronder probeer ik e.e.a. duidelijker onder woorden te brengen.
„Muss das sein?“, schrijft Fritz Baarlink in zijn reactie. Er wordt voorbij gegaan aan de wijze waarop LDH in veel gemeenten is ingevoerd: plotseling is het er, zonder overleg met de mensen die hiervoor binnen de kerk aangesteld zijn. Als deze mensen daar dan verontwaardigd op reageren, komt de uitspraak: Muss das sein. JA, das muss sein!! Voordat nieuwe liederen in de kerk gebruikt gaan worden, moeten ze getoetst worden door mensen met verstand van zaken. Zij die een lied inbrengen moeten verdedigen wat ze zo goed aan dit lied vinden en wat het voor nieuws bijdraagt aan de bestaande liederen. De kerkmusicus en de predikant samen kunnen dan hun vakkundige blik erover laten gaan en aangeven of de tekst vernieuwend is en of de melodie en eventueel de meegeleverde begeleiding het niveau hebben, dat het rechtvaardigt zo’n lied toe te voegen aan het arsenaal van kerkliederen. Zo had het ook met LDH moeten gaan. Zo had ook een discussie als deze in een vroegtijdig stadium kunnen plaatsvinden. Maar helaas, de mensen die kritiekloos deze liederen hebben ingevoerd, verzuchten nu ineens: muss das sein? Het lijkt erop of men twijfelt of het niveau inderdaad is wat het zou moeten zijn, en om tegenstand te voorkomen heeft men het zonder vooroverleg ingevoerd, wetende dat vele organisten niet de durf hebben om tegen iets dat al zover is ingevoerd, in te gaan. Tot hun teleurstelling gebeurt het toch, en nu is het opeens: muss das sein? Blijkbaar wordt de kerkmusicus gezien als iemand met wie niet te overleggen valt. De kerkmusicus moet er maar in meegaan, hij moet dienstbaar zijn. Alsof dit hetzelfde is als alleen maar dankbaar en met een vriendelijke hoofdknik accepteren wat hem zonder overleg opgedrongen wordt.
In genoemd schrijven wordt beweerd dat ik geschreven heb dat kerkmusici een hekel hebben aan nieuwe kerkmuziek. Lezen is moeilijk, tussen de regels doorlezen nog moeilijker! En dat is nou net wat er scheelt aan LDH. Alleen schrik ik van het feit dat de hedendaagse theoloog ook al is neergedaald tot het niveau van de liederen uit deze bundel. Om dan maar duidelijker te zijn: kerkmusici zijn voorstanders van vernieuwende kerkmuziek. Ook de kerk gaat mee met zijn tijd, maar niet in alle opzichten. Zo moet de kerk kritisch zijn tegen de vervlakking die de huidige samenleving tekent. Een vervlakking die duidelijk tot uiting komt in vele liederen uit LDH.
Nieuwe initiatieven op het gebied van kerkmuziek moeten besproken worden met ter zake kundige personen (kerkmusici). Er moet gedegen gediscussieerd worden over nieuwe liederen. Pas nadat een lied alle kan weerstaan, kan een lied geaccepteerd worden door iedereen. Dit voorkomt een discussie als deze.
Waar blijft in het betoog van dhr. Baarlink eigenlijk het pleidooi vóór deze liederen? Ik spreek in mijn schrijven over niveau, in het antwoord lees ik alleen maar hoe goed en fijn het is dat er mensen zijn die tenminste eens iets aanleveren waarmee de jeugd blij schijnt te zijn. Maar wat er zo goed en vernieuwend is aan de LDH-liederen, daarover lees ik niets. Het niveau maakt blijkbaar niet uit. Er komt „eindelijk“ iets nieuws en daarom mag je hier blijkbaar niet kritisch naar kijken. Ik betwijfel of door de komst van LDH de kerk nu gaat volstromen met jongeren.
Een goed kerklied is een lied waarbij de tekst voldoende diepgang biedt om bruikbaar te zijn in de eredienst. Dat zo’n tekst soms even moet bezinken of uitgelegd moet worden om door te dringen, is alleen maar positief. Je kunt de diepere zaken van het leven nu eenmaal niet altijd afdoen met een eenvoudige tekst. Het kost moeite de juiste woorden te vinden om diepere gedachten onder woorden te brengen. Hier komt dichtkunst aan te pas. Zo kan een liedtekst een grote aanwinst betekenen voor de eredienst. Bij anderssoortige bijeenkomsten, bijv. de huiselijke kring, op school, op de christelijke jeugdclub, weegt dit minder zwaar en mag het niveau best wat luchtiger zijn. Maar nooit in de eredienst!! Een lied moet het thema van de dienst goed kunnen verwoorden, het gesproken woord kracht bij kunnen zetten. Het moet niet een preek waaraan veel tijd en moeite is besteed, ontkrachten! Als echter predikanten liederen van dit bedenkelijke niveau in hun dienst accepteren, vrees ik voor het niveau van de prediking, waarvoor dit lied een ondersteuning moet zijn.
Het feit dat ouders, docenten en predikanten niet meer de moeite nemen de jeugd te onderwijzen met meer diepgang, wordt nu als kritiekpunt naar de kerkmuziek geschoven: de huidige kerkliederen zijn te moeilijk en spreken de jeugd niet aan. De kerkmusicus, die staat voor het niveau van de kerkmuziek, krijgt er ook even van langs: ze werken nieuwe ontwikkelingen tegen. Blijkbaar hoeft de jeugd op kerkelijk niveau niet ontwikkeld te worden en dus blijft deze op hetzelfde lage niveau, daarbij de hele kerkelijke gemeenschap met zich meeslepend.
Om maar een voorbeeld te noemen: LDH 35 (I want to praise you). Vergelijk de tekst van dit lied eens met gezang 243, 333, 293 en 317. Dat zijn teksten met inhoud, in tegenstelling tot de tekst uit LDH. De melodie van LDH 35 kan ik niet anders dan saai noemen. Is dit een lied om uit volle borst God te loven?
En een tekst als „Vater, unser Vater, alle Ehre deinem Namen“  (LDH 69, refrein) moet toch als een loflied klinken in plaats van als een wiegeliedje?
Een goed kerklied is een lied waarbij tekst en melodie in volkomen harmonie zijn: de melodie moet de tekst kracht bijzetten. Ook aan dit punt voldoet LDH niet. Behalve misschien het feit dat de simplistische melodie nog eens extra de nadruk legt op het droevige niveau van de teksten. Het lijkt er sterk op dat de begeleiding alle voorrang heeft gehad bij het maken van de nieuwe liederen. De eis is blijkbaar dat de melodie moet klinken als de muziekjes, waarmee je in restaurants, supermarkten e.d. wordt geconfronteerd. En dat allemaal omdat het dan gemakkelijker te behappen is voor de jeugd. Men zegt toch dat de jeugd de toekomst heeft? Waarom bereiden wij de jeugd daar dan niet op voor? Zonder diepgang in woord en gezang heeft de kerk mensen niets te bieden. De kerk zal anders moeten zijn dan de wereld: de kerk staat wel in de wereld, maar moet niet van de wereld zijn! De jeugd moet dit van jongs af aan leren. Maar degenen die het ze moeten leren laten verstek gaan (ouders, leraren, predikanten). De jeugd is daardoor niet opgegroeid met goede liederen en omdat ze niet anders horen, zijn ze gewend aan LDH-achtige muziekjes. Daarom vinden ze de kerkliederen maar niks. Er blijft dan niets anders over dan “Jesus is the rock and He rolls my blues away, Bop sho op sho op oh!” (LDH 39). Dat het allemaal ook wel eens moeilijker kan zijn in het leven vergeten we voor het gemak maar even. Als het maar lekker swingt.
Een goed kerklied is een lied dat onafhankelijk van begeleiding gezongen kan worden. De teksten van LDH zijn teveel vanuit de begeleiding gedacht. Pauzes bij het zingen, waarbij de begeleiding doorgaat, en waar de groep op het juiste moment weer moet inzetten, maken het à capella zingen van een lied voor de kerkelijke gemeente zeer moeilijk en maken het lied als kerklied dus ongeschikt.
Wil je zo’n lied toch goed laten zingen dan kun je beter een combo voor de begeleiding laten zorgen: drums, gitaren, keyboards zijn veel beter geschikt om dit soort melodieën te begeleiden. Deze wijze van begeleiden past niet bij de aard van een kerkorgel. Ieder instrument heeft zijn eigen genre waarvoor het gedacht en dus ook geschikt is.
Een goed kerklied kan zonder bezwaar ingevoerd worden als nieuw lied in de eredienst. Het moet een goed lied gevonden worden door zowel gemeente, predikant en kerkmusicus. De wijze waarop LDH echter in vele kerkelijke gemeenten is ingevoerd, voldoet niet aan deze eis.
Ik kan me ook niet voorstellen dat predikanten, die een diepgaande theologische studie achter de rug hebben, de teksten uit LDH goed genoeg vinden om hetgeen ze in hun preek de mensen willen voorhouden, te gebruiken in de eredienst.
Ik denk dat het eigenlijk vooral om de melodie te doen is, waarom men dit soort liederen ten koste van alles wil invoeren. Het moet ritmisch lijken op de hedendaagse muziek. Op zich is daar niets op tegen, als het goede muziek is, met teksten die het gebruik in de eredienst waardig zijn. Een bijkomende eis is dan dat dit soort liederen hun eigen instrumenten en manier van begeleiden krijgen. Het zou toe te juichen zijn dat de jeugd, waarvan gezegd wordt dat ze deze liederen liever heeft dan de huidige kerkliederen, opstaat en vol enthousiasme zelf voor de juiste begeleiding gaat zorgen. Er zijn jongeren genoeg die een instrument kunnen bespelen. Op die manier komen moderne liederen met ritmische begeleiding beter tot hun recht. Op die manier zouden organisten en combo prima de muzikale taken kunnen verdelen.
Alleen hoop ik dan wel dat het liederen worden met een hoger niveau dan vele liederen uit LDH.

Reactie op het schrijven van Fritz Baarlink en Brigitte Moss. Ze gaan voorbij aan het feit dat ik schreef dat oranisten geen tegenstanders zijn van vernieuwing. Deze vernieuwing moet echter iets toevoegen aan het bestaande en wat het niveau betreft voldoen aan de eisen van een goed kerklied. En dit zowel op het terrein van de tekst als de melodie. Hieronder probeer ik e.e.a. duidelijker onder woorden te brengen.

„Muss das sein?“, schrijft Fritz Baarlink in zijn reactie. Er wordt voorbij gegaan aan de wijze waarop LDH in veel gemeenten is ingevoerd: plotseling is het er, zonder overleg met de mensen die hiervoor binnen de kerk aangesteld zijn. Als deze mensen daar dan verontwaardigd op reageren, komt de uitspraak: Muss das sein. JA, das muss sein!! Voordat nieuwe liederen in de kerk gebruikt gaan worden, moeten ze getoetst worden door mensen met verstand van zaken. Zij die een lied inbrengen moeten verdedigen wat ze zo goed aan dit lied vinden en wat het voor nieuws bijdraagt aan de bestaande liederen. De kerkmusicus en de predikant samen kunnen dan hun vakkundige blik erover laten gaan en aangeven of de tekst vernieuwend is en of de melodie en eventueel de meegeleverde begeleiding het niveau hebben, dat het rechtvaardigt zo’n lied toe te voegen aan het arsenaal van kerkliederen. Zo had het ook met LDH moeten gaan. Zo had ook een discussie als deze in een vroegtijdig stadium kunnen plaatsvinden. Maar helaas, de mensen die kritiekloos deze liederen hebben ingevoerd, verzuchten nu ineens: muss das sein? Het lijkt erop of men twijfelt of het niveau inderdaad is wat het zou moeten zijn, en om tegenstand te voorkomen heeft men het zonder vooroverleg ingevoerd, wetende dat vele organisten niet de durf hebben om tegen iets dat al zover is ingevoerd, in te gaan. Tot hun teleurstelling gebeurt het toch, en nu is het opeens: muss das sein? Blijkbaar wordt de kerkmusicus gezien als iemand met wie niet te overleggen valt. De kerkmusicus moet er maar in meegaan, hij moet dienstbaar zijn. Alsof dit hetzelfde is als alleen maar dankbaar en met een vriendelijke hoofdknik accepteren wat hem zonder overleg opgedrongen wordt.

In genoemd schrijven wordt beweerd dat ik geschreven heb dat kerkmusici een hekel hebben aan nieuwe kerkmuziek. Lezen is moeilijk, tussen de regels doorlezen nog moeilijker! En dat is nou net wat er scheelt aan LDH. Alleen schrik ik van het feit dat de hedendaagse theoloog ook al is neergedaald tot het niveau van de liederen uit deze bundel. Om dan maar duidelijker te zijn: kerkmusici zijn voorstanders van vernieuwende kerkmuziek. Ook de kerk gaat mee met zijn tijd, maar niet in alle opzichten. Zo moet de kerk kritisch zijn tegen de vervlakking die de huidige samenleving tekent. Een vervlakking die duidelijk tot uiting komt in vele liederen uit LDH.

Nieuwe initiatieven op het gebied van kerkmuziek moeten besproken worden met ter zake kundige personen (kerkmusici). Er moet gedegen gediscussieerd worden over nieuwe liederen. Pas nadat een lied alle kan weerstaan, kan een lied geaccepteerd worden door iedereen. Dit voorkomt een discussie als deze.

Waar blijft in het betoog van dhr. Baarlink eigenlijk het pleidooi vóór deze liederen? Ik spreek in mijn schrijven over niveau, in het antwoord lees ik alleen maar hoe goed en fijn het is dat er mensen zijn die tenminste eens iets aanleveren waarmee de jeugd blij schijnt te zijn. Maar wat er zo goed en vernieuwend is aan de LDH-liederen, daarover lees ik niets. Het niveau maakt blijkbaar niet uit. Er komt „eindelijk“ iets nieuws en daarom mag je hier blijkbaar niet kritisch naar kijken. Ik betwijfel of door de komst van LDH de kerk nu gaat volstromen met jongeren.

Een goed kerklied is een lied waarbij de tekst voldoende diepgang biedt om bruikbaar te zijn in de eredienst. Dat zo’n tekst soms even moet bezinken of uitgelegd moet worden om door te dringen, is alleen maar positief. Je kunt de diepere zaken van het leven nu eenmaal niet altijd afdoen met een eenvoudige tekst. Het kost moeite de juiste woorden te vinden om diepere gedachten onder woorden te brengen. Hier komt dichtkunst aan te pas. Zo kan een liedtekst een grote aanwinst betekenen voor de eredienst. Bij anderssoortige bijeenkomsten, bijv. de huiselijke kring, op school, op de christelijke jeugdclub, weegt dit minder zwaar en mag het niveau best wat luchtiger zijn. Maar nooit in de eredienst!! Een lied moet het thema van de dienst goed kunnen verwoorden, het gesproken woord kracht bij kunnen zetten. Het moet niet een preek waaraan veel tijd en moeite is besteed, ontkrachten! Als echter predikanten liederen van dit bedenkelijke niveau in hun dienst accepteren, vrees ik voor het niveau van de prediking, waarvoor dit lied een ondersteuning moet zijn.

Het feit dat ouders, docenten en predikanten niet meer de moeite nemen de jeugd te onderwijzen met meer diepgang, wordt nu als kritiekpunt naar de kerkmuziek geschoven: de huidige kerkliederen zijn te moeilijk en spreken de jeugd niet aan. De kerkmusicus, die staat voor het niveau van de kerkmuziek, krijgt er ook even van langs: ze werken nieuwe ontwikkelingen tegen. Blijkbaar hoeft de jeugd op kerkelijk niveau niet ontwikkeld te worden en dus blijft deze op hetzelfde lage niveau, daarbij de hele kerkelijke gemeenschap met zich meeslepend.

Om maar een voorbeeld te noemen: LDH 35 (I want to praise you). Vergelijk de tekst van dit lied eens met gezang 243, 333, 293 en 317. Dat zijn teksten met inhoud, in tegenstelling tot de tekst uit LDH. De melodie van LDH 35 kan ik niet anders dan saai noemen. Is dit een lied om uit volle borst God te loven?

En een tekst als „Vater, unser Vater, alle Ehre deinem Namen“  (LDH 69, refrein) moet toch als een loflied klinken in plaats van als een wiegeliedje?

Een goed kerklied is een lied waarbij tekst en melodie in volkomen harmonie zijn: de melodie moet de tekst kracht bijzetten. Ook aan dit punt voldoet LDH niet. Behalve misschien het feit dat de simplistische melodie nog eens extra de nadruk legt op het droevige niveau van de teksten. Het lijkt er sterk op dat de begeleiding alle voorrang heeft gehad bij het maken van de nieuwe liederen. De eis is blijkbaar dat de melodie moet klinken als de muziekjes, waarmee je in restaurants, supermarkten e.d. wordt geconfronteerd. En dat allemaal omdat het dan gemakkelijker te behappen is voor de jeugd. Men zegt toch dat de jeugd de toekomst heeft? Waarom bereiden wij de jeugd daar dan niet op voor? Zonder diepgang in woord en gezang heeft de kerk mensen niets te bieden. De kerk zal anders moeten zijn dan de wereld: de kerk staat wel in de wereld, maar moet niet van de wereld zijn! De jeugd moet dit van jongs af aan leren. Maar degenen die het ze moeten leren laten verstek gaan (ouders, leraren, predikanten). De jeugd is daardoor niet opgegroeid met goede liederen en omdat ze niet anders horen, zijn ze gewend aan LDH-achtige muziekjes. Daarom vinden ze de kerkliederen maar niks. Er blijft dan niets anders over dan “Jesus is the rock and He rolls my blues away, Bop sho op sho op oh!” (LDH 39). Dat het allemaal ook wel eens moeilijker kan zijn in het leven vergeten we voor het gemak maar even. Als het maar lekker swingt.

Een goed kerklied is een lied dat onafhankelijk van begeleiding gezongen kan worden. De teksten van LDH zijn teveel vanuit de begeleiding gedacht. Pauzes bij het zingen, waarbij de begeleiding doorgaat, en waar de groep op het juiste moment weer moet inzetten, maken het à capella zingen van een lied voor de kerkelijke gemeente zeer moeilijk en maken het lied als kerklied dus ongeschikt.

Wil je zo’n lied toch goed laten zingen dan kun je beter een combo voor de begeleiding laten zorgen: drums, gitaren, keyboards zijn veel beter geschikt om dit soort melodieën te begeleiden. Deze wijze van begeleiden past niet bij de aard van een kerkorgel. Ieder instrument heeft zijn eigen genre waarvoor het gedacht en dus ook geschikt is.

Een goed kerklied kan zonder bezwaar ingevoerd worden als nieuw lied in de eredienst. Het moet een goed lied gevonden worden door zowel gemeente, predikant en kerkmusicus. De wijze waarop LDH echter in vele kerkelijke gemeenten is ingevoerd, voldoet niet aan deze eis.

Ik kan me ook niet voorstellen dat predikanten, die een diepgaande theologische studie achter de rug hebben, de teksten uit LDH goed genoeg vinden om hetgeen ze in hun preek de mensen willen voorhouden, te gebruiken in de eredienst.

Ik denk dat het eigenlijk vooral om de melodie te doen is, waarom men dit soort liederen ten koste van alles wil invoeren. Het moet ritmisch lijken op de hedendaagse muziek. Op zich is daar niets op tegen, als het goede muziek is, met teksten die het gebruik in de eredienst waardig zijn. Een bijkomende eis is dan dat dit soort liederen hun eigen instrumenten en manier van begeleiden krijgen. Het zou toe te juichen zijn dat de jeugd, waarvan gezegd wordt dat ze deze liederen liever heeft dan de huidige kerkliederen, opstaat en vol enthousiasme zelf voor de juiste begeleiding gaat zorgen. Er zijn jongeren genoeg die een instrument kunnen bespelen. Op die manier komen moderne liederen met ritmische begeleiding beter tot hun recht. Op die manier zouden organisten en combo prima de muzikale taken kunnen verdelen.

Alleen hoop ik dan wel dat het liederen worden met een hoger niveau dan vele liederen uit LDH.

Bert Blom
Organist hervormde Kerk Neuenhaus

About the author

ES

Leave a Comment

Diese Website verwendet Akismet, um Spam zu reduzieren. Erfahre mehr darüber, wie deine Kommentardaten verarbeitet werden.